CURSUSSEN VOOR VOLWASSENEN     CURSUSSEN VOOR KINDEREN     LEZINGEN     RONDLEIDINGEN     REIZEN     SCHOOLPROJECTEN     PUBLICATIES     ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK

 

 

Archeologisch

Onderzoek

Startpagina

 

Home     Nieuws     E-mail   

ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK IN MEMPHIS

Memphis (het vroegere Men-nefer) ligt circa vierentwintig kilometer ten zuiden van het huidige Cairo, vlakbij het moderne dorp Mit Rahina. Volgens de overlevering werd Memphis rond 3100 voor Christus gesticht als de bestuurlijke hoofdstad van Egypte. Bovendien was Memphis lange tijd belangrijk als residentiestad. Veel koningen hadden er in de loop van de Egyptische geschiedenis een paleis.

 

De stad was ook het godsdienstige middelpunt van de eerste nome (provincie) van Beneden-Egypte. De tempels in de stad behoorden tot de belangrijkste in het land. In veel van die tempels werd Ptah vereerd. Ptah was de oppergod van Memphis; volgens de theologen van Memphis schiep Ptah de wereld door gedachte en woord en was hij als scheppergod de beschermheilige van de ambachtslieden.

 

 

 

 

 

Ten zuidoosten van de museumtuin en ten zuiden van het oude opgravingshuis van de universiteit van Pennsylvania ligt de site Kom Helul. Het betreft een gebied met grote ‘afvalhopen’, dat door een irrigatiekanaaltje in twee deelgebieden uiteenvalt: HAC en HAD genaamd. In 1880 ontdekte de Engelse Sir William Matthews Flinders Petrie (1853-1942) op deze plaats een aantal ovens waarin mogelijk ooit faience gebakken was: kwarts met daarover een laag glanzende, blauw-groene glazuur. In 1886 bezocht hij de site opnieuw en voerde hij er opgravingswerkzaamheden uit.

 

Tussen 2000 en 2008 kregen de opgravingswerkzaamheden van Petrie een vervolg. Het archeologisch onderzoek in Kom Helul vond plaats door Cardiff University (Wales, Verenigd Koninkrijk), in samenwerking met de Egypt Exploration Society. Het onderzoek was er vooral op gericht om de technieken te achterhalen waarmee men in Egypte voorwerpen van faience vervaardigde.

Er is echter nog maar weinig te zien van de oude hoofdstad. Wat er ooit aan paleizen, tempels en huizen moet zijn geweest, ligt inmiddels bedolven onder dikke lagen slib dat bij de jaarlijkse overstromingen van de Nijl werd meegevoerd. Het gebied van de oude stad is nu overdekt met moderne huizen, velden en vegetatie. Tot dusverre zijn slechts kleine stukken van de eens zo bloeiende stad blootgelegd. De hoge grondwaterstand en de lagen slib bemoeilijken de werkzaamheden, terwijl inmiddels ook duidelijk is geworden dat veel van de gebouwen van de stad Memphis in de Middeleeuwen steen voor steen zijn afgebroken om te worden gebruikt voor de bouw van kerken en moskeeën in Cairo.

 

In Memphis bevindt zich een klein museum. In dit museum is een kolossaal standbeeld van Ramses II (1290-1224 voor Christus) te bewonderen. Het beeld is gemaakt van een harde, fijne kwaliteit kalksteen en was oorspronkelijke 13,5 meter groot. Hoewel een deel van de kroon en de benen van het standbeeld ontbreken, is duidelijk het vakmanschap van de steenhouwers uit het Nieuwe Rijk (1550-1070 voor Christus) te zien. De rechterschouder en de gordel van het beeld zijn versierd met koningscartouches, met daarin de naam van Ramses II.

 

In de tuin staat nog een aantal beelden van Ramses II. Bovendien ligt er een verweerde albasten sfinx, het grootste beeld (8 meter lang en 4,25 meter hoog) dat ooit van dit materiaal werd gemaakt en dat ooit wellicht voor de Ptah-tempel in Memphis heeft gestaan. Verder staat er in de museumtuin een enorme stèle opgesteld, de zogenaamde stèle van Apries. Deze stèle, van Nubische zandsteen en meer dan drie meter hoog, werd opgericht door farao Apries uit de 26e dynastie (664-525 voor Christus) en dateert uit 567 voor Christus. Op de halfronde steen zijn de figuren van Ptah (de stadsgod van Memphis) en Sokar (de god die de plaats Sakkara haar nam gaf) afgebeeld. In geschiedkundig opzicht gaat het om een belangrijk monument: een publieke bekendmaking van het feit dat bepaalde stukken grond aan de god Ptah van Memphis werden toegekend en de bevestiging dat de Ptah-tempel geen belasting meer hoefde te betalen.